
Bloedzwart, de vlek inkt op mijn papier. Niet verspild aan zinloze woorden of tekenlijnen, een plas met slechts enkele spatten in zijn periferie. Ze verbergt het geschrevene, zinnen die als een aderlating uit mijn pen waren gevloeid. Met keukenpapier probeer ik de schade te beperken, een nog grotere veeg als resultaat. Wat waren de woorden, welk bloed zweet en tranen is er definitief weggevaagd. Stress bonst in mijn aders, ik zie mijn hartslag in mijn pols. Net daarboven is er de tattoo, een inktzwarte vlek op mijn onderarm. Donker als de nacht, zo duister als mijn hoofd.
Een kind gilt luid in mijn oor, een kleuter, ze vraagt wat ik op mijn pols heb, is het een vlek, een zes, een rondje? Eigenlijk is het een puntkomma.
Gaat dat er echt nooit, nooit, nooit meer af? Ook niet in de douche?
Op de vraag wat dat betekent, wil ik het kind niet verwarren met gitzwarte emoties, of de gedachten en littekens die deze klad inkt verbergt. Het bloed dat vloeide bij het zetten, druppels langs mijn pols, niet voor de eerste keer. Bloedzwart is de puntkomma op de plek waar de zin had kunnen stoppen, maar de schrijver besliste om door te gaan.
Het kind loopt alweer weg, met een luide lach en een lichtheid die niet valt te rijmen met de zwaarte die ik verbonden zie aan leven.
Plaats een reactie