
In de bloesems staat een naam, de naam die ik ook zie in sneeuw, in zand op een verlaten strand. En wanneer een vogel naast me landt, een ekster, duif of meeuw, het maakt niet uit, het maakt niet uit, dan zie ik jouw naam alweer. Deze naam die ik hoor in het ruisen van berken, het kabbelen van een beek. Ik zoek het in verstilling van foto’s van weleer. Wanneer straatlantaarns dimmen, een bries jouw geur meezweemt. Dan ben jij daar, dan voel ik mijn huid zinderen, jouw aanwezigheid in alle dingen.
In de bloesems staat een naam, de naam die je ook ziet in sneeuw, in zand op een verlaten strand. En wanneer een vogel naast je landt, een ekster, duif of meeuw, het maakt niet uit, het maakt niet uit, dan zie jij mijn naam alweer. Deze naam die je hoort in het ruisen van berken, het kabbelen van een beek. Je zoekt het in verstilling van foto’s van weleer. Wanneer straatlantaarns dimmen, een bries mijn geur meezweemt. Dan ben ik daar, dan voel je je huid zinderen, mijn aanwezigheid in alle dingen.
Ik bouw op deze laatste hoop gedwee. We fluisteren elkaars naam, ergens, wij twee.
Plaats een reactie