
‘Ik zou graag eens door dat maïsveld lopen.’ Ik stop met wandelen, de kinderen kijken me aan. Het is zinderend warm. Waarom wil jij op vakantie door deze akker lopen, zie ik in hun ogen. Ik negeer het, twijfel welke gang ik zou kiezen. Dan neemt de oudste het voortouw. ‘Langs hier,’ roept ze en rent sneller dan verwacht het groen in. Voor ik het weet, kan ik haar niet meer zien. Ik ren haar achterna, bang om haar kwijt te raken, maar ik hoor haar stem. ‘Dat prikt.’
‘Nee, dat snijdt,’ roep ik. De twee jongsten lopen achter me aan. ‘Hoe doen die dat in films? Je kan toch niet hard lopen zo?’ schreeuwt de ene. ‘We zitten precies in een aflevering van nachtwacht,’ gilt de andere. De fantasie gaat alle kanten op. Bladeren zwiepen in onze gezichten, ik houd mijn handen recht voor me uit.
‘Stop,’ roep ik naar mijn oudste, schrik dat ik haar echt niet meer ga vinden. Ze was in dezelfde gang gebleven want enkele seconden later bots ik op haar. De tweeling achter me begrijpt niet waarom we in een veld staan. ‘Omdat ik wil voelen hoe dit voelt, dit veld, deze maïs.’ Ik wrijf over een blad, voel de weerhaakjes. ‘Omdat ik schrijf,’ voeg ik nog stil toe.
‘Ze zijn in ieder geval niet zacht,’ zegt mijn oudste.
We lopen terug door de gang ernaast. Wanneer we de straat bereiken, botsen we op twee brandweermannen. Een fractie van een seconde vraag ik me af wat zij hier doen, vervolgens kom ik tot het besef dat in hun blik dezelfde vraag te lezen is. De kinderen passeren mij en de mannen stappen verder. Ik ben even van de kaart, alsof ik na het veld in een andere wereld stap.
Gelukkig stond het veld niet in brand, bedacht ik me later nog.
Plaats een reactie