
Elke avond opnieuw is er die duw in mijn rug en nog één en nog één. Ik besluit mijn rug te bollen, mijn plaats in bed op te eisen. Het heeft geen zin, het gepor wordt verplaatst naar het voeteneinde.
Ik geef toe en schuif op, en nog en nog. Ik neem slechts een vierde van het bed in beslag.
‘Komaan,’ vezel ik binnensmonds, draai me bruusk om. ‘Vind je dit zelf niet overdreven, voor een chihuahua?’